
Lezingen - 14 april 2026
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar A
Dinsdag in de tweede week van Pasen
Eerste lezing
Hand. 4, 32-37
Eén van hart en één van ziel.
Uit de Handelingen van de Apostelen
De menigte die het geloof had aangenomen
was één van hart en één van ziel
en er was niemand die iets van zijn bezittingen
zijn eigendom noemde;
integendeel, zij bezaten alles gemeenschappelijk.
Met kracht en klem legden de apostelen getuigenis af
van de verrijzenis van de Heer Jezus
en rijke genade rustte op hen allen.
Er was geen enkele noodlijdende onder hen,
omdat allen die landerijen of huizen bezaten deze verkochten
en de opbrengst ervan meebrachten
om aan de voeten van de apostelen neer te leggen.
Aan ieder werd daarvan uitgedeeld naar zijn behoefte.
Zo bezat Jozef, een leviet uit Cyprus,
die van de apostelen de bijnaam Barnabas had gekregen,
– dit betekent: zoon van vertroosting –
een akker die hij verkocht
en waarvan hij het geld meebracht
om het aan de voeten van de apostelen neer te leggen.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 93 (92), 1ab, 1c-2,5
R: De Heer is koning, met luister omkleed.
of:
Alleluia.
De Heer is koning, met luister omkleed,
met macht heeft de Heer zich omgord.
Zo vast als de aarde, onwankelbaar,
zo vast staat uw troon door de eeuwen,
van eeuwigheid, God, zijt Gij!
Betrouwbaar is alles wat Gij betuigt,
uw huis zij heilig in lengte van dagen.
Evangelie
Joh. 3, 7-15
Nooit is er iemand naar de hemel opgeklommen,
tenzij Hij die uit de hemel is neergedaald, de Mensenzoon.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot Nikodémus:
„Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u,
gij moet opnieuw geboren worden.
De wind blaast waarheen hij wil;
gij hoort wel zijn gesuis
maar weet niet waar hij vandaan komt, en waar hij heen gaat;
zo is het met ieder die geboren is uit de Geest.”
Nikodémus gaf Hem ten antwoord:
„Hoe kan dat geschieden?”
Daarop zei Jezus weer:
„Gij zijt een leraar van Israël en weet dat niet eens?
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
Wij spreken over wat Wij weten,
en Wij getuigen van wat Wij gezien hebben
maar onze getuigenis aanvaardt gij niet.
Wanneer ge zelfs niet gelooft
als Ik u spreek over dingen die op aarde reeds bekend zijn,
hoe zult gij dan geloven
als Ik u spreek over dingen die nog in de hemel verborgen zijn?
Nooit is er iemand naar de hemel opgeklommen,
tenzij Hij die uit de hemel is neergedaald, de Mensenzoon.
En deze Mensenzoon moet omhoog worden geheven
zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn,
opdat eenieder die gelooft
in Hem eeuwig leven zal hebben.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven