
Lezingen - 6 februari 2026
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar A
HH. Paulus Miki en gezellen, martelaren
Eerste lezing
Sir. 47,2-11
Met zijn gehele hart zong David een loflied en hij had zijn Schepper lief.
Uit het Boek Ecclesiasticus
Zoals het vet van het vredeoffer,
zo werd ook David afgezonderd van de zonen van Israël.
Hij speelde met leeuwen als met bokjes,
en met beren als met lammetjes.
Heeft hij niet in zijn jeugd een reus gedood
en de smaad van het volk weggenomen,
doordat hij met zijn hand de slingersteen ophief
en de grootspraak van Goliat neersloeg
Hij riep immers de Heer, de Allerhoogste,
aan en deze gaf in zijn rechterhand de kracht
om een machtig krijgsman neer te vellen
en de hoorn van zijn volk te verhogen.
Zo eerde men hem om de tienduizenden
en prees men hem wegens de zegeningen des Heren,
terwijl men hem een erekroon bracht.
Want hij verdelgde de vijanden die van alle kanten kwamen
en vernietigde de Filistijnen, zijn tegenstanders;
tot de dag van heden verbrak hij hun hoorn.
Bij alles wat hij deed prees hij de Heilige, de Allerhoogste,
met woorden van verheerlijking.
Met zijn gehele hart zong hij een loflied
en had hij zijn Schepper lief.
Hij stelde zangers op tegenover het altaar
om met luide stemmen schone melodieën te doen klinken.
Hij zette luister bij aan de feesten
en verleende aan de hoogtijden een volmaakte schoonheid,
terwijl zij zijn heilige naam prezen
en van de vroege morgen af het heiligdom deden weerklinken.
De Heer nam zijn zonden weg
en verhoogde zijn hoorn voor eeuwig,
schonk hem de belofte van een blijvend koningschap
en een roemrijke troon in Israël.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 18 (17), 31, 47,50, 51
R: Verheerlijkt zij God, mijn verlosser.
Gods wegen zijn goed, zijn woord is betrouwbaar,
voor ieder die vlucht tot Hem is Hij een rots.
De Heer zij geprezen, gezegend mijn rots,
verheerlijkt zij God, mijn verlosser.
Nu dank ik U onder de volkeren, Heer,
en zing ik mijn lied voor uw Naam.
Want Gij hebt uw koning de zege geschonken,
uw gunsten bewezen aan uw gezalfde,
aan David en zijn geslacht voor altijd.
Evangelie
Mc. 6, 14-29
Herodes zei: Het is Johannes, die ik onthoofd heb, die verrezen is.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
allen: Lof zij U, Christus.
Toen koning Herodes over Jezus hoorde,
want zijn naam was bekend geworden, zei hij:
„Johannes de Doper is verrezen uit de doden
en daarom werken die wonderkrachten in hem.”
Maar anderen zeiden:
„Het is Elia”,
en weer anderen:
„Hij is een profeet zoals de andere profeten.”
Maar toen Herodes dit alles hoorde zei hij:
„Neen het is Johannes, die ik onthoofd heb, die verrezen is.”
Herodes had namelijk zelf Johannes laten grijpen
en in de gevangenis in boeien geslagen omwille van Herodias,
de vrouw van zijn broer Filippus,
want hij had haar tot vrouw genomen.
Johannes had immers tot Herodes gezegd
„Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben.”
Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem doden,
maar zij kreeg geen kans
want Herodes had ontzag voor Johannes.
Hij wist dat hij een rechtschapen en heilig man was
en nam hem in bescherming.
Telkens wanneer hij hem gehoord had verkeerde hij in tweestrijd
maar toch luisterde hij graag naar hem.
Er kwam echter een gunstige dag,
toen Herodes bij zijn verjaardag
een maaltijd aanrichtte voor zijn hoogwaardigheidsbekleders,
zijn hoofdofficieren en de vooraanstaanden van Galilea.
De dochter van Herodias trad op met een dans
en zij beviel aan Herodes en zijn tafelgenoten.
De koning zei tot het meisje:
„Vraag me wat je wilt en ik zal het je geven.”
En hij bevestigde haar met een eed:
„Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven
al is het de helft van mijn koninkrijk.”
Zij ging naar buiten en vroeg aan haar moeder:
„Wat zou ik vragen?”
Deze antwoordde:
„Het hoofd van Johannes de Doper.”
Zij haastte zich naar binnen, naar de koning
en zei hem haar verlangen:
„Ik wil
dat u mij op staande voet op een schotel
het hoofd van Johannes de Doper geeft.”
Dit deed de koning leed,
maar om zijn eed gestand te doen en ook wegens zijn tafelgenoten
wilde hij haar niet afwijzen.
Terstond stuurde de koning dus een lijfwacht
en gelastte hem het hoofd van Johannes te brengen.
De man ging en onthoofdde hem in de gevangenis.
Hij bracht het hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje;
het meisje gaf het weer aan haar moeder.
Toen zijn leerlingen er van gehoord hadden
kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven