
Lezingen - 9 juni 2025
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar C
Pagina 578
Maria, Moeder van de Kerk
Eerste lezing
Gen. 3, 9-15.20
Maria moeder van alle levenden.
Uit het boek Genesis.
Nadat Adam in de tuin van Eden van de boom gegeten had
riep God de Heer de mens en vroeg hem:
‘Waar zijt gij?’
Hij antwoordde:
‘Ik hoorde uw donder in de tuin,
en toen werd ik bang, omdat ik naakt ben;
daarom heb ik mij verborgen.’
Maar God de Heer zei:
‘Wie heeft u verteld dat gij naakt zijt?
Hebt ge soms gegeten van de boom die Ik u verboden heb?’
De mens antwoordde:
‘De vrouw die Gij mij als gezellin gegeven hebt,
zij heeft mij van die boom gegeven,
en toen heb ik gegeten.’
Daarop vroeg God de Heer aan de vrouw:
‘Hoe hebt ge dat kunnen doen?’
De vrouw zei:
‘De slang heeft mij verleid, en toen heb ik gegeten.’
God de Heer zei toen tot de slang:
‘Omdat ge dit gedaan hebt,
zijt gij vervloekt, onder alle tamme dieren
en onder alle wilde beesten!
Op uw buik zult ge kruipen en stof zult ge vreten,
alle dagen van uw leven!
Vijandschap sticht Ik tussen u en de vrouw,
tussen uw kroost en het hare.
Dit zal uw kop bedreigen, en gij zijn hiel.’
De mens noemde zijn vrouw Eva,
want zij is de moeder geworden van alle levenden.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 87 (86), 1-2. 3 en 5. 6-7
Hoe groots is het wat er van u wordt gezegd, stad van God!
Zijn stad op de heilige bergen:
de Heer heeft haar lief;
de poorten van Sion veel meer
dan alle tenten van Jakob.
Hoe groots is het wat er van u wordt gezegd,
Jeruzalem, stad van God!
Zij zullen dan zeggen: ‘Mijn moeder is zij,
uit haar zijn wij allen geboren.’
En Hij zal het zelf verklaren,
de Allerhoogste, de Heer;
Hij zal in het boek der volkeren schrijven:
‘Ook dezen horen daar thuis.’
Dan zullen zij dansen en zingen:
‘De bron van ons leven zijt Gij!’
Evangelie
Joh. 19, 25-34
„Zie uw Zoon. Zie uw moeder”
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd
stonden bij het kruis van Jezus:
zijn moeder en de zuster van zijn moeder,
Maria, de vrouw van Klopas, en Maria Magdalena.
Toen Jezus zijn moeder zag
en bij haar staande de leerling die Hij liefhad,
zei Hij tot zijn moeder:
‘Vrouw, zie uw zoon.’
Vervolgens zei Hij tot de leerling:
‘Zie uw moeder.’
En van dat uur af nam de leerling haar bij zich op.
Hierna, wetend dat nu alles was volbracht,
opdat de Schrift zou worden volbracht, zei Jezus:
‘Ik heb dorst.’
Er stond daar een kruik vol zure wijn.
Ze staken dus een spons vol zure wijn op een hysopstengel,
en brachten die aan zijn mond.
Toen Jezus dan van de zure wijn genomen had, zei Hij:
‘Het is volbracht’,
en nadat Hij het hoofd had gebogen, gaf Hij de geest.
Aangezien het voorbereidingsdag was
en opdat de lichamen niet aan het kruis bleven op sabbat
– want het was de grote dag van die sabbat –
vroegen de Joden aan Pilatus
dat van hen de benen werden gebroken
en zij zouden worden weggehaald.
Daarop kwamen de soldaten
en braken de benen van de eerste en van de andere
die met Hem was gekruisigd.
Toen zij echter bij Jezus kwamen
en zagen dat Hij reeds dood was,
braken zij zijn benen niet;
maar een van de soldaten doorstak zijn zijde met een lans
en onmiddellijk kwam er bloed en water uit.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven