
Lezingen - 3 mei 2025
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar C
HH. Filippus en Jakobus, apostelen
Eerste lezing
1 Kor. 15, 1-8
De Heer is verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Korinte
Broeders en zusters,
Ik vestig uw aandacht op het evangelie dat ik u heb verkondigd
dat gij hebt ontvangen,
waarop gij gegrondvest zijt
en waardoor gij ook gered wordt
in welke bewoordingen heb ik het u verkondigd?
Ik neem aan dat gij die onthouden hebt;
anders zoudt gij het geloof zonder nadenken hebben aanvaard.
Op de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd
wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen,
namelijk dat Christus gestorven is voor onze zonden,
volgens de Schriften
en dat Hij begraven is,
en dat Hij is opgestaan op de derde dag,
volgens de Schriften,
en dat Hij verschenen is aan Kefas en daarna aan de Twaalf.
Vervolgens is Hij verschenen
aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk,
van wie de meesten nog in leven zijn,
hoewel sommigen zijn gestorven.
Vervolgens is Hij verschenen aan Jakobus,
daarna aan alle apostelen.
En het laatst van allen is Hij ook verschenen aan mij,
de misgeboorte.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 19 (18), 2-3.4-5
R: Hun roep weerklinkt over heel de aarde.
of:
Alleluia.
De hemel verkondigt Gods heerlijkheid,
het uitspansel toont ons het werk van zijn handen.
De dag roept het toe aan de volgende dag,
de nacht geeft het door aan de nacht.
Geen woord wordt gesproken, geen stem weerklinkt,
geen enkel geluid is te horen;
toch klinkt over heel de aarde hun roep,
hun boodschap dringt door tot de rand van de wereld.
Evangelie
Joh. 14, 6-14
Ik ben al zo lang bij u en gij kent Mij nog niet?
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
„Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij.
Als gij Mij zoudt kennen
zoudt gij ook mijn Vader kennen.
Nu reeds kent gij Hem en ziet gij Hem.”
Hierop zei Filippus:
„Heer, toon ons de Vader; dat is ons genoeg.”
En Jezus weer:
„Ik ben al zo lang bij u
en gij kent Mij nog niet, Filippus?
Wie Mij ziet, ziet de Vader.
Hoe kunt ge dan zeggen: Toon ons de Vader?
Gelooft ge niet dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is?
De woorden die Ik u zeg, spreek Ik niet uit Mijzelf,
maar het is de Vader die, blijvend in Mij,
zijn werk verricht.
Gelooft Mij:
„Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.
Of gelooft het anders omwille van de werken.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie in Mij gelooft
zal ook zelf de werken doen die Ik doe.
Ja, grotere dan die zal hij doen
omdat Ik naar de Vader ga.
En wat gij ook zult vragen in mijn Naam,
Ik zal het doen
opdat de Vader moge verheerlijkt worden in de Zoon.
Als gij Mij iets zult vragen in mijn Naam
zal Ik het doen.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven