
Lezingen - 7 februari 2025
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar C
Vrijdag in de 4e week door het jaar
Eerste lezing
Hebr. 13, 1-8
Jezus Christus is dezelfde gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid.
Uit de brief aan de Hebreeën
Broeders en zusters,
De broederlijke liefde
hoort bij de dingen die altijd moeten blijven.
En vergeet de gastvrijheid niet;
daardoor hebben sommigen
zonder het te weten engelen onthaald.
Denkt aan hen die gevangen zijn
als waart ge met hen in de gevangenis,
en aan hen die mishandeld worden, want ook gij hebt een lichaam.
Het huwelijk is iets kostbaars;
laten we het allen in ere houden en de trouw respecteren.
Gods oordeel zal komen over ontuchtigen en echtbrekers.
Leeft niet alleen voor geld,
weest tevreden met wat ge hebt.
God zelf heeft gezegd:
„Ik laat u niet alleen,
Ik zal u nooit in de steek laten.”
Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen:
De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen.
Wat kan een mens mij aandoen
Gedenkt uw leiders
die u het eerst het woord van God verkondigd hebben.
Haalt u weer hun leven en de afloop van hun leven voor de geest;
neemt een voorbeeld aan hun geloof.
Jezus Christus is dezelfde
gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 27 (26), 1, 3, 5, 8b-9abc
R: De Heer is mijn licht en mijn leidsman.
De Heer is mijn licht en mijn leidsman,
wie zou ik vrezen;
de Heer is de schuts van mijn leven,
voor wie zou ik bang zijn?
Al staan boosdoeners in slagorde voor mij,
ik ben niet bevreesd,
al voeren zij oorlog met mij,
toch blijf ik vertrouwen.
In kwade dagen verleent de Heer mij beschutting,
Hij houdt mij verborgen binnen in zijn verblijf.
Uw aanschijn, Heer, tracht ik te zien,
wil uw gelaat niet verbergen voor mij,
verstoot mij, uw dienaar, niet in uw gramschap.
Want Gij zijt mijn helper, verjaag mij dus niet.
Evangelie
Mc. 6, 14-29
Herodes zei: Het is Johannes, die ik onthoofd heb, die verrezen is.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
allen: Lof zij U, Christus.
Toen koning Herodes over Jezus hoorde,
want zijn naam was bekend geworden, zei hij:
„Johannes de Doper is verrezen uit de doden
en daarom werken die wonderkrachten in hem.”
Maar anderen zeiden:
„Het is Elia”,
en weer anderen:
„Hij is een profeet zoals de andere profeten.”
Maar toen Herodes dit alles hoorde zei hij:
„Neen het is Johannes, die ik onthoofd heb, die verrezen is.”
Herodes had namelijk zelf Johannes laten grijpen
en in de gevangenis in boeien geslagen omwille van Herodias,
de vrouw van zijn broer Filippus,
want hij had haar tot vrouw genomen.
Johannes had immers tot Herodes gezegd
„Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben.”
Herodias was daarom op hem gebeten en wilde hem doden,
maar zij kreeg geen kans
want Herodes had ontzag voor Johannes.
Hij wist dat hij een rechtschapen en heilig man was
en nam hem in bescherming.
Telkens wanneer hij hem gehoord had verkeerde hij in tweestrijd
maar toch luisterde hij graag naar hem.
Er kwam echter een gunstige dag,
toen Herodes bij zijn verjaardag
een maaltijd aanrichtte voor zijn hoogwaardigheidsbekleders,
zijn hoofdofficieren en de vooraanstaanden van Galilea.
De dochter van Herodias trad op met een dans
en zij beviel aan Herodes en zijn tafelgenoten.
De koning zei tot het meisje:
„Vraag me wat je wilt en ik zal het je geven.”
En hij bevestigde haar met een eed:
„Wat je me ook vraagt, ik zal het je geven
al is het de helft van mijn koninkrijk.”
Zij ging naar buiten en vroeg aan haar moeder:
„Wat zou ik vragen?”
Deze antwoordde:
„Het hoofd van Johannes de Doper.”
Zij haastte zich naar binnen, naar de koning
en zei hem haar verlangen:
„Ik wil
dat u mij op staande voet op een schotel
het hoofd van Johannes de Doper geeft.”
Dit deed de koning leed,
maar om zijn eed gestand te doen en ook wegens zijn tafelgenoten
wilde hij haar niet afwijzen.
Terstond stuurde de koning dus een lijfwacht
en gelastte hem het hoofd van Johannes te brengen.
De man ging en onthoofdde hem in de gevangenis.
Hij bracht het hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje;
het meisje gaf het weer aan haar moeder.
Toen zijn leerlingen er van gehoord hadden
kwamen ze zijn lijk halen en legden het in een graf.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven