
Lezingen - 8 januari 2025
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar C
Woensdag na Openbaring des Heren
Eerste lezing
1 Joh. 4, 11-18
Als wij elkaar liefhebben woont God in ons.
Uit de eerste brief van de heilige apostel Johannes
Vrienden,
Als God ons zozeer heeft liefgehad
moeten ook wij elkander liefhebben.
Nooit heeft iemand God gezien,
maar als wij elkaar liefhebben woont God in ons
en is zijn liefde in ons volmaakt geworden.
Dit is het bewijs dat wij in Hem verblijven
zoals Hij verblijft in ons,
dat Hij ons deel heeft gegeven aan zijn Geest.
En wij, wij hebben gezien en wij getuigen
dat de Vader zijn Zoon heeft gezonden
om de heiland van de wereld te zijn.
Als iemand erkent dat Jezus de Zoon van God is
woont God in hem
en woont hij in God.
Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft
en wij geloven in haar.
God is liefde:
wie in de liefde woont
woont in God
en God is met hem.
Onze liefde is volmaakt
als wij vertrouwvol uitzien naar de dag van het oordeel,
omdat wij in deze wereld leven
volgens het voorbeeld van Christus.
Liefde laat geen ruimte voor vrees.
De volmaakte liefde drijft de vrees uit,
want vrees duidt op straf
en wie vreest is niet volgroeid in de liefde.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 72 (71), 2, 10, 12-13
R: Hem huldigen alle vorsten der aarde
en alle volkeren dienen Hem.
Mijn God, verleen de koning uw wijsheid,
de koningszoon uw rechtvaardigheid.
Hij moge uw volk rechtvaardig besturen,
uw armen met billijkheid.
Vorsten van Tarsis, van verre kusten,
zenden geschenken,
Arabische heersers en Etiopen
betalen Hem cijns.
De arme die steun vraagt zal Hij bevrijden,
de ongelukkige zonder hulp.
Hij zal zich ontfermen over misdeelden,
de zwakken schenkt Hij weer levensmoed.
Evangelie
Mc. 6, 45-52
Jezus bedaart de storm en loopt over het meer.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
allen: Lof zij U, Christus.
Na de broodvermenigvuldiging
dwong Jezus onmiddellijk zijn leerlingen
in de boot te gaan en alvast naar de overkant te varen,
naar Betsaïda,
terwijl Hij het volk naar huis zou zenden.
Na afscheid van hen genomen te hebben
ging Hij de berg op om te bidden.
Toen de avond viel bevond de boot zich midden op het meer
en was Hij alleen aan land.
Omdat Hij zag dat zij zich aftobden om vooruit te komen
– de wind zat hun tegen –
kwam Hij omstreeks de vierde nachtwake
te voet over het meer naar hen toe;
en Hij wilde hen voorbijgaan.
Maar toen zij Hem zo over het meer zagen gaan
meenden zij dat het een spook was en ze schreeuwden het uit.
Want allen zagen Hem en raakten van streek.
Maar onmiddellijk begon Hij met hen te spreken en zei hun:
„Weest gerust, Ik ben het. Vreest niet.”
Hij klom bij hen in de boot en de wind ging liggen.
Zij raakten buiten zichzelf van verbazing,
want zij waren door het gebeurde met de broden
niet tot inzicht gekomen, maar hun geest was verblind.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven