
Lezingen - 9 oktober 2024
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
Woensdag in de 27e week door het jaar
Eerste lezing
Gal. 2, 1-2.7-14
Zij erkenden de mij geschonken genade.
Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de Galaten
Broeders en zusters,
Ik ben naar Jeruzalem gegaan,
samen met Barnabas,
en ik nam ook Titus mee.
God had te kennen gegeven dat ik moest gaan.
Ik legde hun – dat wil zeggen, de mannen van aanzien –
in besloten vergadering het evangelie voor
dat ik onder de heidenen verkondig.
Ik wilde er zeker van zijn
dat ik niet voor niets had gewerkt of zou werken.
Zij, van hun kant, zagen in
dat aan mij het evangelie was toevertrouwd voor de heidenen,
juist zoals aan Petrus het evangelie was toevertrouwd
voor de Joden.
Want Hij
die Petrus gesterkt had voor het apostelschap onder de Joden,
had mij kracht gegeven om apostel te zijn bij de heidenvolken.
Zij erkenden dus de mij geschonken genade
en zij
– dat wil zeggen Jakobus, Kefas en Johannes, die steunpilaren –;
reikten Barnabas en mij de hand
als teken van gemeenschap:
wij zouden naar de heidenen gaan, zij naar de Joden.
Maar wij moesten wel hun armen blijven gedenken,
wat ik dan ook van harte gedaan heb.
Maar toen Kefas in Antiochië kwam
heb ik mij openlijk tegen hem verzet,
want het ongelijk was duidelijk aan zijn kant.
Eerst at hij gewoon met de heidenchristenen mee,
maar toen sommige mensen van Jakobus gekomen waren,
begon hij zich terug te trekken en zich afzijdig te houden
uit vrees voor de mannen van de besnijdenis.
De andere Joodse christenen deden aan dit spel mee;
zelfs Barnabas liet zich door hun veinzerij meeslepen.
Toen ik zag dat hun gedrag
niet strookte met de waarheid van het evangelie,
zei ik tegen Kefas waar allen bij waren
„Als jij, een geboren Jood,
leeft als een heiden en niet als een Jood, met welk recht
kun je dan de heidenen dwingen om te leven als Joden?”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 116, 117 (116), 1, 2
R: Gaat uit over de hele wereld
en verkondigt het evangelie aan heel de schepping. (Mc. 16, 15)
of: Alleluia.
Looft nu de Heer, alle naties der aarde,
huldigt de Heer, alle volken rondom.
Omdat Hij bij ons zijn goedheid getoond heeft;
de trouw van de Heer houdt in eeuwigheid stand.
Evangelie
Lc. 11, 1-4
Heer, leer ons bidden.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
allen: Lof zij U, Christus.
Op een keer was Jezus ergens aan het bidden.
Toen Hij ophield zei een van zijn leerlingen tot Hem:
„Heer,
leer ons bidden,
zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.”
Hij sprak tot hen:
„Wanneer ge bidt, zegt dan:
Vader, uw Naam worde geheiligd, uw Rijk kome.
„Geef ons iedere dag ons dagelijks brood,
en vergeef ons onze zonden,
want ook wijzelf vergeven aan ieder die ons iets schuldig is.
„En leid ons niet in bekoring.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven