
Lezingen - 13 juni 2024
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
H. Antonius van Padua, priester en kerkleraar
Eerste lezing
I Kon. 18, 41-46
Elia bad opnieuw, en de hemel gaf regen.
Uit het eerste Boek der Koningen
In die dagen zei de profeet Elia tot koning Achab:
„Ga nu eten en drinken,
want ik hoor reeds het kletteren van de stortregen.”
Terwijl Achab vertrok om te eten en te drinken,
klom Elia naar de top van de Karmel,
boog zich ter aarde en stak zijn hoofd tussen zijn knieën.
Daarop zei hij tot zijn knecht:
„Ga nog wat hoger en kijk in de richting van de zee.”
De knecht ging naar boven, keek en zei:
„Ik zie niets.”
Daarop zei Elia:
„Ga nog eens en nog eens, tot zevenmaal toe.”
En bij de zevende maal zei de knecht:
„Ja, ik zie een kleine wolk uit de zee opstijgen,
zo groot als de palm van een hand.”
Toen zei Elia:
„Ga Achab zeggen dat hij inspant en wegrijdt,
anders zal de stortregen het hem nog onmogelijk maken.”
En geleidelijk aan werd de lucht zwart,
de wind stak op en er viel een zware stortregen.
Achab steeg in zijn wagen en reed naar Jizreël.
De hand van de Heer kwam op Elia;
deze trok zijn gordel strak om zijn lenden
en snelde voor Achab uit tot aan Jizreël.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 65 (64) 10, 11, 12-13
R: Voor U moet men zingen, God, op de Sion.
Gij hebt ons land verzorgd en besproeid,
het rijk en vruchtbaar gemaakt.
Het hemelwater stroomt neer op de akkers
zo maakt Gij ze klaar voor de oogst.
Gij drenkt de voren en effent de kluiten,
Gij weekt ze met regen en zegent het zaad.
Zo is heel het jaar omkranst van uw gaven,
op al uw wegen ligt vruchtbaarheid.
Op eenzame steppen glinstert de dauw,
een gordel van heerlijkheid ligt om de heuvels.
Evangelie
Mt. 5, 20-26
Al wie vertoornd is op zijn broeder, zal strafbaar zijn voor het gerecht.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen:
„Ik zeg u: Als uw gerechtigheid
die van de schriftgeleerden en Farizeeën niet ver overtreft,
zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen.
„Gij hebt gehoord dat tot onze voorouders is gezegd:
Gij zult niet doden.
„Wie doodt zal strafbaar zijn voor het gerecht.
„Maar Ik zeg u:
Al wie vertoornd is op zijn broeder,
zal strafbaar zijn voor het gerecht.
„En wie tot zijn broeder zegt: raka,
zal strafbaar zijn voor het Sanhedrin;
en wie zegt: dwaas,
zal strafbaar zijn met het vuur van de hel.
„Als gij uw gaven komt brengen naar het altaar,
en daar schiet u te binnen dat uw broeder iets tegen u heeft,
laat dan uw gaven voor het altaar achter,
ga u eerst met uw broeder verzoenen
en kom dan terug om uw gaven aan te bieden.
„Haast u het eens te worden met uw tegenpartij
zolang ge nog met hem onderweg zijt;
anders zou uw tegenpartij
u wel eens aan de rechter kunnen overleveren,
en de rechter u aan de gerechtsdienaar,
en dan zoudt gij in de gevangenis worden geworpen.
„Voorwaar, Ik zeg u:
Ge zult daar niet uitkomen
voordat ge tot de laatste penning hebt betaald.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven