
Lezingen - 18 januari 2024
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar B
Donderdag in de 2e week door het jaar
Eerste lezing
I Sam.18, 6-9; 19, 1-7
Mijn vader Saul wil je doden.
Uit het eerste Boek Samuël
Toen David in die dagen
terugkeerde van zijn overwinning op de Filistijn,
trokken de vrouwen uit alle steden van Israël koning Saul
zingend en dansend tegemoet,
met tamboerijnen, vreugdeliederen en triangels.
De dansende vrouwen hieven een beurtzang aan en zongen:
„Bij duizenden sloeg Saul ze neer,
maar David bij tienduizenden!”
Saul was zeer ontstemd
en ergerde zich hevig aan die woorden; hij zei:
„Aan David geven zij tienduizenden, aan mij duizenden;
alleen het koningschap ontbreekt hem nog maar!”
Vanaf dat ogenblik bekeek Saul David met afgunst.
Hij deelde zijn zoon Jonatan en al zijn hovelingen mee
dat hij David wilde doden.
Daarop liet Jonatan weten
aan David, die hij bijzonder genegen was:
„Mijn vader Saul wil je doden.
„Wees morgenochtend op je hoede;
zoek een schuilplaats en houd je verborgen.
„Ik ga dan de stad uit
en kom met mijn vader in jouw nabijheid staan.
„Dan spreek ik met mijn vader over jou
en wat ik te horen krijg laat ik je weten.”
Jonatan pleitte dus voor David bij zijn vader Saul
en zei tot hem:
„Laat de koning zich niet vergrijpen aan zijn dienaar David.
„Hij heeft niets tegen u misdaan.
„Integendeel, wat hij gedaan heeft is u zeer voordelig geweest.
„Hij heeft zijn leven op het spel gezet;
hij heeft de Filistijnen verslagen
en de Heer heeft Israël een grote overwinning geschonken.
„Gij hebt het gezien en u erover verheugd.
„Waarom zoudt u zich dan vergrijpen
aan onschuldig bloed en David zonder enige reden doden?”
Saul luisterde naar Jonatan en zwoer:
„Zowaar de Heer leeft, David wordt niet gedood!”
Toen riep Jonatan David
en vertelde hem alles wat er gezegd was.
Hij bracht David bij Saul
en David diende Saul opnieuw zoals voorheen.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 56 (55), 2-3, 9-10, 12-13
R: Op de Heer vertrouw ik zonder vrees.
Wees genadig, God, nu mensen mij vertrappen,
steeds bestoken en benadelen zij mij.
Mijn bestrijders kwellen mij voortdurend,
vallen op mij aan met man en macht.
Heel mijn zwerversleven kent Gij,
al mijn tranen hebt Gij opgevangen in uw kruik.
Maar mijn vijand wijkt als ik U aanroep,
ja, ik weet het, God verlaat mij niet!
Op de Heer en zijn belofte,
op de Heer vertrouw ik zonder vrees;
hoe zou dan een mens mij deren?
Wat ik U beloofd heb, God, zal ik volbrengen,
U breng ik het offer van mijn lof.
Want door U ben ik de dood ontkomen,
Gij behoedt mijn voeten voor de val.
Daardoor kan ik voortgaan voor Gods Aanschijn
in het licht dat alle levenden verlicht.
Evangelie
Mc. 3, 7-12
De onreine geesten schreeuwden: Gij zijt de zoon van God.
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk Hem bekend te maken.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd trok Jezus met zijn leerlingen weg
in de richting van het meer,
maar een grote volksmenigte uit Galilea ging Hem achterna.
Er kwamen ook vele mensen uit Judea, Jeruzalem, Iduméa,
uit het Overjordaanse
en uit de streek rond Tyrus en Sidon tot Hem,
omdat ze hoorden wat Hij allemaal deed.
Hij droeg zijn leerlingen op
te zorgen dat er een bootje voor Hem bij de hand was,
als voorzorg tegen het opdringen van de menigte.
Want Hij had er velen genezen,
met het gevolg dat allen die aan kwalen leden
op Hem aandrongen om Hem aan te raken.
Zelfs de onreine geesten vielen
als zij Hem zagen,
voor Hem neer en schreeuwden:
„Gij zijt de Zoon van God.”
Maar Hij verbood hun nadrukkelijk Hem bekend te maken.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven