Parochiecluster Ubach over Worms

Lezingen - 27 november 2023

Spring naar hoofdtekst

Navigatie­kalender

<november 2023>
wkmadiwodovrzazo
44  12345
456789101112
4613141516171819
4720212223242526
4827282930   
        
Jaar A

Maandag in de 34e week door het jaar

Eerste lezing

Dan. 1, 1-6. 8-20 Niemand bleek zich te kunnen meten met Daniël, Chananja, Misaël en Azarja.
Begin van de Profeet Daniël
In het derde jaar van de regering van Jojakim, de koning van Juda, trok Nebukadnessar, de koning van Babel, naar Jeruzalem en sloeg het beleg om de stad. De Heer leverde Jojakim, de koning van Juda, aan de koning van Babel uit, en ook een deel van het tempelvaatwerk, dat Nebukadnessar plaatste in de schatkamer van de tempel van zijn god. Aan Aspenaz, zijn hofmaarschalk, gaf de koning bevel uit de Israëlieten enkele jongemannen te kiezen, die van koninklijken bloede waren of van voorname afkomst, zonder enig lichaamsgebrek, welgevormd, veelzijdig ontwikkeld, met uitgebreide kennis en een scherp verstand, geschikt om dienst te doen in het paleis van de koning. Hij moest hen de taal en het schrift van de Chaldeeën leren. De koning bepaalde dat hun dagelijks menu moest bestaan uit de gerechten van de koninklijke tafel en de wijn die hij zelf dronk. De opleiding zou drie jaar duren; daarna zouden zij bij de koning in dienst treden. Tot deze jongemannen behoorden ook Daniël, Chananja, Misaël en Azarja, allen uit Juda. Daniël echter nam zich voor, zich niet te verontreinigen aan de gerechten van de koninklijke tafel en aan de wijn die de koning schonk. Daarom vroeg hij de hofmaarschalk om voedsel waaraan hij zich niet verontreinigen zou. En God stemde de hofmaarschalk welwillend en goedgunstig jegens Daniël. De hofmaarschalk zei tot Daniël: „Ik vrees dat mijn heer, de koning, die uw spijs en drank bepaald heeft, zal vinden dat u er niet zo goed uitziet als de andere jongemannen van uw leeftijd en dan krijg ik door uw schuld moeilijkheden met de koning.” Daarop wendde Daniël zich tot de kamerdienaar aan wiens zorgen de hofmaarschalk Daniël, Chananja, Misaël en Azarja had toevertrouwd, met het verzoek: „Probeer het eens met uw dienaren en geef ons tien dagen lang alleen groenten te eten en water te drinken; vergelijk daarna ons uiterlijk met dat van de jongemannen die de gerechten van de koninklijke tafel eten en handel dan met uw dienaren naar uw bevindingen.” De kamerdienaar stemde met het voorstel in en gedurende tien dagen gaf hij hun bij wijze van proef de gevraagde kost. Toen de tien dagen voorbij waren, zagen zij er gezonder en welvarender uit dan al de andere jongemannen, die de gerechten van de koninklijke tafel hadden gegeten. Voortaan nam de kamerdienaar de spijzen en de wijn die voor hen bestemd waren weg en gaf hun groenten. Aan deze vier jongemannen schonk God wetenschap, kennis van heel de literatuur en wijsheid; aan Daniël gaf hij inzicht in visioenen en dromen. Toen de tijd verstreken was die koning Nebukadnessar had vastgesteld en ze voor hem moesten verschijnen, stelde de hofmaarschalk hen aan de koning voor. Tijdens het onderhoud dat de koning met hen had, bleek niemand zich te kunnen meten met Daniël, Chananja, Misaël en Azarja. Zo traden zij in dienst van de koning. En telkens als de koning hen raadpleegde, kon hij vaststellen dat hun wijsheid en inzicht tienmaal groter was dan die van welke wichelaar of bezweerder ook in heel zijn rijk.
Woord van de Heer. allen: Wij danken God.

Antwoordpsalm

Dan. 3, 52, 53, 54, 55, 56
R: U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen zijt Gij, Heer, God onzer vaderen, U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen uw heilige roemrijke Naam, U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen zijt Gij in het huis van uw glorie, U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen zijt Gij op de troon van uw koninkrijk, U komt de lof toe in alle eeuwen.
Geprezen zijt Gij, die de diepten doorschouwt, tronend op kerubs, in alle eeuwen.
Geprezen zijt Gij in de koepel des hemels, U komt de lof toe in alle eeuwen.

Evangelie

Lc. 21, 1-4 Een behoeftige weduwe wierp twee penningen in de offerkist.
De Heer zij met u. allen: En met uw geest. Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd gebeurde het dat Jezus opkeek en zag hoe de rijken hun gaven in de offerkist wierpen, maar Hij zag ook een behoeftige weduwe die er twee penningen inwierp. En Hij sprak: „Waarlijk, Ik zeg u: die arme weduwe heeft er het meeste van allen ingeworpen. „Die mensen hebben allen iets van hun overvloed bij de gaven voor God geworpen, maar zij offerde van haar armoe alles waar ze van leven moest.
Woord van de Heer. allen: Wij danken God.

Bron: Tiltenberg Getijdengebed (extern)

Terug naar boven