
Lezingen - 26 september 2023
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar A
Dinsdag in de 25e week door het jaar
Eerste lezing
Ezr. 6, 7-8. 12b. 14-20
De Israëlieten vierden het Paasfeest in de nieuwe tempel.
Uit het Boek Ezra
In die dagen schreef koning Darius aan de stadhouders
uit het gebied aan de overzijde van de Rivier:
„Laat het werk aan de tempel doorgaan,
zodat de stadhouder van Juda en de oudsten van de Joden
de tempel op zijn vroegere plaats kunnen herbouwen.
„Bovendien bepaal ik hierbij
dat gij met de oudsten van de Joden moet samenwerken
om deze tempel te herbouwen.
„De uitgaven moeten aan deze mannen volledig
en op tijd worden vergoed
uit de koninklijke inkomsten en belastingen
van het gebied aan de overzijde van de Rivier.
„Ik, Darius, heb dit decreet uitgevaardigd.
„Het moet zorgvuldig ten uitvoer gebracht worden.”
De oudsten van de Joden zetten de bouw voort
en deze verliep voorspoedig, dank zij het optreden
van de profeten Haggai en Zacharia, de zoon van Iddo.
Zij voltooiden het werk
dat hun opgelegd was door de God van Israël
en door Cyrus en Darius en Artachsata,
de koning van Perzië.
De tempel kwam klaar op de derde dag van de maand Adar,
in het zesde regeringsjaar van koning Darius.
Daarop vierden de Israëlieten, priesters en levieten
en alle teruggekeerde ballingen,
met vreugde de inwijding van de tempel.
Bij de inwijding van de tempel offerden zij honderd stieren,
tweehonderd rammen, vierhonderd lammeren
en, overeenkomstig het aantal stammen van Israël,
twaalf bokken als zondeoffer voor heel Israël.
Met het oog op de dienst van God in Jeruzalem
deelden zij de priesters in klassen in
en de levieten in afdelingen,
zoals het boek van Mozes dat bepaalt.
Op de veertiende dag van de eerste maand
vierden de teruggekeerde ballingen het paasfeest.
De priesters en de levieten hadden zich allen geheiligd,
zodat zij allen rein waren.
Zij slachtten het paaslam voor alle teruggekeerde ballingen,
voor hun medepriesters en voor zichzelf.
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 122 (121), 1-2, 3-4a, 4b-5
R: Hoe blij was ik, toen men mij riep:
wij trekken naar Gods huis!
Hoe blij was ik, toen men mij riep:
wij trekken naar Gods huis!
Nu mag mijn voet, Jeruzalem,
uw poorten binnen treden.
Jeruzalem, ommuurde stad,
zo dicht opeen gebouwd;
naar u trekken de stammen op,
de stammen van Gods volk;
Zij gaan naar Israëls gebruik
de Naam van God vereren.
Daar staan de zetels van het recht,
de troon van Davids huis.
Evangelie
Lc. 8, 19-21
Mijn moeder en mijn broeders zijn zij
die het woord van God horen en er naar handelen.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
allen: Lof zij U, Christus.
In die tijd kwam zijn moeder met zijn broeders bij Jezus,
maar vanwege de menigte konden zij Hem niet bereiken.
Men liet Hem dus weten:
„Uw moeder en uw broeders staan buiten en willen u spreken.”
Maar Hij gaf hun ten antwoord:
„Mijn moeder en mijn broeders zijn zij
die het woord van God horen en er naar handelen.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven