
Lezingen - 1 juni 2023
Spring naar hoofdtekstNavigatiekalender
Navigatie
Jaar A
Onze Heer Jezus Christus, eeuwige Hogepriester
Eerste lezing
Gen. 22, 9-18
Het offer van onze aartsvader Abraham.
Uit het Boek Genesis
In die dagen bereikten Abraham en Isaäk de plaats
die God hen had aangewezen
en Abraham bouwde daar een altaar,
stapelde er het hout op,
bond zijn zoon Isaäk vast
en legde hem op het altaar, boven op het hout.
Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes
om daarmee zijn zoon de keel af te snijden,
riep de engel van de Heer hem van uit de hemel toe:
„Abraham. Abraham!”
En hij antwoordde: „Hier ben ik.”
Hij zei: „Raak de jongen met geen vinger aan
en doe hem niets! Ik weet nu dat gij God vreest
want gij hebt Mij uw enige zoon niet willen onthouden.”
Abraham keek om zich heen en bemerkte een ram
die met zijn horens in het struikgewas vastzat.
Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op
in plaats van zijn zoon.
Abraham noemde de plaats: de Heer zal erin voorzien;
vandaar dat men nu nog zegt:
Op de berg van de Heer zal erin voorzien worden.
Toen riep de engel van de Heer voor de tweede maal
uit de hemel tot Abraham
en zei:
„Bij Mijzelf heb Ik gezworen – zo spreekt de Heer –
omdat gij dit gedaan hebt
en Mij uw eigen zoon niet hebt onthouden
daarom zal Ik u overvloedig zegenen
en uw nakomelingen talrijker maken dan de sterren aan de hemel
en de zandkorrels op het strand van de zee.
Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezitten.
Door uw nakomelingen komt zegen
over alle volken van de aarde omdat gij naar Mij hebt geluisterd.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Antwoordpsalm
Ps. 40 (39), 7-8a.8b-9.10-11ab.17
R: Zie, ik kom, Heer, om uw wil te doen.
Gij hebt geen offer of geschenk gewild,
Gij hebt mijn oor geopend;
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij,
dus zei ik: ,Ja, ik kom!’
Want in de boekrol staat van mij geschreven
dat ik uw wil volbreng.
Mijn God, dat is het wat ik wil,
uw wet staat in mijn hart geschreven.
Aan velen heb ik uw rechtvaardigheid bekendgemaakt,
ik hield mijn lippen niet gesloten, Heer, Gij weet het.
Nooit heb ik uw rechtvaardigheid verborgen in mijn hart,
uw trouw, uw bijstand heb ik steeds verkondigd.
Laat jubelen van blijdschap die U zoeken
en steeds getuigen: ,Groot is God!’,
die uitzien naar uw heil.
Evangelie
Mt. 26, 36-42
Ik ben bedroefd tot stervens toe.
De Heer zij met u.
allen: En met uw geest.
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs
allen: Lof zij U, Christus.
Toen Jezus
met zijn leerlingen aan een landgoed kwam
dat Getsemane heette,
sprak Hij tot zijn leerlingen:
„Blijft hier zitten, terwijl Ik ginds ga bidden.”
Petrus en de twee zonen van Zebedeüs
nam Hij echter met zich mee.
Hij begon bedroefd en beangst te worden.
Toen sprak Hij tot hen:
„Ik ben bedroefd tot stervens toe.
Blijft hier en waakt met Mij.”
Nadat Hij een weinig verder was gegaan,
wierp Hij zich plat ter aarde en bad:
„Mijn Vader, als het mogelijk is,
laat deze beker Mij voorbijgaan.
Maar toch: niet zoals Ik wil,
maar zoals Gij wilt.”
Toen ging Hij naar zijn leerlingen en vond hen in slaap;
en Hij sprak tot Petrus:
„Ging het dan uw krachten te boven
één uur met Mij te waken?
Waakt en bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat.
De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.”
Hij verwijderde zich voor de tweede keer en weer bad Hij:
„Vader, als het niet mogelijk is
dat die beker voorbijgaat zonder dat Ik hem drink:
dat dan uw wil geschiede.”
Woord van de Heer.
allen: Wij danken God.
Bron: Tiltenberg Getijdengebed
Terug naar boven