Parochiecluster Ubach over Worms

Lezingen - 5 mei 2019

Spring naar hoofdtekst

Navigatie­kalender

<mei 2019>
wkmadiwodovrzazo
18  12345
196789101112
2013141516171819
2120212223242526
222728293031  
        

Navigatie

3e zondag van Pasen (Jaar C)

1e lezing

Uit de Handelingen der Apostelen

In die dagen ondervroeg de hogepriester de apostelen:
"Hebben wij u niet uitdrukkelijk verboden
in de naam van Jezus onderricht te geven?
Door uw toedoen is heel Jeruzalem vol van uw leer.
Bovendien wilt gij ons het bloed van die man aanrekenen."
Maar Petrus en de andere apostelen gaven ten antwoord:
"Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen.
De God van onze vaderen heeft Jezus ten leven gewekt,
aan wie gij u vergrepen hebt
door Hem aan het kruis te slaan.
Hem heeft God als Leidsman en Verlosser verheven
aan zijn rechterhand
om aan Israël bekering en kwijtschelding van zonden te schenken.
Van dit alles zijn wij getuigen,
maar ook de heilige Geest
die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen."
Maar men verbood de apostelen te spreken in de naam van Jezus
en stelden hen in vrijheid.
Zij verlieten de Hoge Raad,
verheugd dat ze waardig bevonden waren
smaad te lijden omwille van Jezus" naam.

Handelingen 5,27b-32.40b-41

2e lezing

Uit het boek Openbaring van de heilige apostel Johannes

Ik, Johannes, zag toe
en hoorde de stem van talloze engelen rondom de troon
en de stem van levende wezens en van de oudsten;
en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen
en duizenden duizendtallen;
en zij riepen luid:
"Waardig is het Lam dat geslacht werd
te ontvangen de macht en de rijkdom,
de wijsheid en de kracht,
en eer en heerlijkheid en lof."
En elk schepsel in de hemel en op de aarde
en onder de aarde en in de zee,
het ganse heelal hoorde ik roepen:
"Aan Hem die gezeten is op de troon
en aan het Lam
zij de lof en de eer en de roem en de kracht
in de eeuwen der eeuwen!"
En de vier levende wezens zeiden:
"Amen."
En de oudsten vielen in aanbidding neer.

Apokalyps 5,11-14

Evangelie

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Johannes

In die tijd verscheen Jezus andermaal aan de leerlingen
bij het meer van Tiberias.
De verschijning verliep als volgt:
er waren bijeen:
Simon Petrus, Tomas die ook Dídymus genoemd wordt,
Natánaël uit Kana in Galilea,
de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn leerlingen.
Simon Petrus zei tot hen:
"Ik ga vissen!"
Zij antwoordden:
"Dan gaan wij mee."
Zij gingen dus op weg en klommen in de boot
maar ze vingen die nacht niets.
Toen het reeds morgen begon te worden
stond Jezus aan het strand,
maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was.
Jezus sprak hen aan:
"Vrienden, hebben jullie soms wat vis?"
"Neen",
zeiden ze.
Toen beval Hij hun:
"Werpt het net uit, rechts van de boot,
daar zult ge iets vangen."
Nadat ze dit gedaan hadden,
waren ze niet meer bij machte het net op te halen
vanwege de grote hoeveelheid vissen.
Daarop zei de leerling van wie Jezus veel hield tot Petrus:
"Het is de Heer!"
Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was
trok hij zijn bovenkleed aan
- want hij droeg slechts een onderkleed -
en sprong in het meer.
De andere leerlingen kwamen met de boot,
want zij waren niet ver van de kust,
slechts ongeveer tweehonderd el,
en sleepten het net met de vissen achter zich aan.
Toen zij aan land waren gestapt
zagen zij dat er een houtskoolvuur was aangelegd
met vis erop en brood.
Jezus sprak tot hen:
"Haalt wat van de vis die gij juist gevangen hebt."
Simon Petrus ging weer aan boord
en sleepte het net aan land.
Het was vol grote vissen, honderddrieënvijftig stuks,
en ofschoon het er zoveel waren, scheurde het net niet.
Jezus zei hun:
"Komt ontbijten."
Wetend dat het de Heer was
durfde geen van de leerlingen Hem vragen:
"Wie zijt Gij?"
Jezus trad dichterbij,
nam het brood en gaf het hun,
en zo ook de vis.
Dit nu was de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen
sinds Hij uit de doden was opgestaan.

(Na het ontbijt zei Jezus tot Simon Petrus:
"Simon, zoon van Johannes,
hebt gij Mij meer lief dan dezen Mij liefhebben?"
Hij antwoordde:
"Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin."
Jezus zei hem:
"Weid mijn lammeren."
Nog een tweede maal zei Hij tot hem:
"Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?"
En deze antwoordde:
"Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin."
Jezus hernam:
"Hoed mijn schapen."
Voor de derde maal vroeg Hij:
"Simon, zoon van Johannes, hebt ge Mij lief?"
Nu werd Petrus bedroefd,
omdat Hij hem voor de derde maal vroeg:
Hebt ge Mij lief? en hij zeide Hem:
"Heer, Gij weet alles; Gij weet dat ik U bemin."
Daarop zei Jezus hem:
"Weid mijn schapen.
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u:
Toen ge jong waart
deedt ge zelf uw gordel om en gingt waarheen ge wilde,
maar wanneer ge oud zijt zult ge uw handen uitstrekken,
een ander zal u omgorden
en u brengen waarheen ge niet wilt."
Hiermee zinspeelde Hij op de dood
waardoor Hij God zou verheerlijken.
En na deze woorden zei Hij hem:
"Volg Mij."

Johannes 21,1-19 (of: Johannes 21,1-14)

Bron: Katholieke Bijbelstichting

Terug naar boven

Alter­natief

De website Dagelijks Evangelie biedt een groot aantal Bijbelteksten van vandaag, het verleden en tot ongeveer twee maanden in de toekomst.